KUNSTENPLATFORM PLAN B

Het onderzoeksplan: Bert Villa

 

Dit interview is deel van een reeks interviews die gemaakt werden aan de start van PLAN B/Veldwerk, het collectief onderzoekstraject naar kunst buiten de stad van Kunstenplatform PLAN B. De interviews bieden een blik in de praktijk van de acht deelnemende kunstenaars en polsen naar de manier waarop ze aan hun onderzoeksproject beginnen. Op deze blog kan je ook de rest van hun traject volgen. Het werk van architect-kunstenaar Bert Villa (1991, BE) ontstaat steeds vanuit een specifieke plek en de gemeenschap die de plek bewoont. 

Een onderzoeksproces begint voor mij bij de fascinatie voor en de zoektocht naar een locatie die een interventie toelaat. Ik laat me daarbij graag leiden door een verwondering en een eerlijk buikgevoel. Zo speel ik op dit moment met het idee om met de fiets of auto Vlaanderen te doorkruisen en me te laten verrassen door het gevarieerd lappendeken aan bosjes, weilanden en akkers, infrastructuur en bebouwing die Vlaanderen kenmerken. Meer en meer begin ik de waarde van verplaatsing binnen mijn praktijk te ervaren. Hoe verhoud ik mezelf tot een specifieke locatie? Op welke manier laat ik mijn werk beïnvloeden door een nieuwe (landschaps-)context? Welke dialogen ontstaan er tussen mezelf en de gebruikers van een specifieke plek en hoe stuwen die mijn proces weer voort? De idee van de ‘nomadische kunstenaar’ begon te rijpen. Geleid door fascinatie voor de plaatsen die ik tegenkom, start ik een project graag door middel van een onderdompeling in een specifieke omgeving. Dat kan bijvoorbeeld door een langere periode door te brengen op een uitgekozen locatie (al dan niet inclusief ettelijke overnachtingen in mijn meegenomen tent). 

Door mijn studie Architectuur betrap ik mezelf vaak op een erg structurele manier van denken, die ik inmiddels omarmd heb. Toch blijft ook die meer instinctieve benadering belangrijk voor me. Door het structurele denken te koppelen aan het meer naïeve volgen van een buikgevoel, tracht ik mijn interventies op een heel persoonlijke wijze te benaderen. Ik kan soms erg onzeker zijn over een nieuw idee. Naarmate ik echter fysiek begin te werken en te bouwen, en ik zie hoe gebruikte materiaal de oorspronkelijke omgeving geleidelijk aan verandert, ebt dat gevoel weer weg. Er zit iets heel verlossends in werken met materialen, mijn denken stop te zetten, en verder te deinen op beelden die in het moment spontaan ontstaan. 

In essentie bekijk ik PLAN B/Veldwerk als een langlopende residentie waarbij ik mijn creatieproces laat leiden door het landschap, om vervolgens te eindigen met een site-specific werk, gebouwd in een tijdelijk atelier ter plaatse. Ik ben tijdens dit proces nogal aangetrokken tot een soort ‘snijdende tussenplaatsen’. Zo is ons landschap ingedeeld in verschillende soorten ruimten. Zoals er plek is voor industrie enerzijds en een plek voor agricultuur anderzijds en we ruimte reserveren voor woningen en andere plekken voor winkelcentra. Al die ruimten hebben archetypen: de fermette van de woonwijk met de schouw en het hekje rond de tuin, de tanker bij de haven, de windmolen op ‘het tussengebied’, de vogelverschrikker op de horizontale vlakte van de akkers. Ik vind het interessant wanneer de grenzen tussen zo’n stedenbouwkundige en ruimtelijke planning overlappen en deze archetypen elkaar beginnen te kruisen; wanneer een interessante disharmonie ontstaat tussen de noodzakelijke plaatsing van elektriciteitspalen op de quasi romantische akkers bijvoorbeeld. Met tussenplaatsen bedoel ik echter ook de plekken tussen al die soorten landschappen, bijvoorbeeld de stukjes bos aan afritten of stukken wild gras rond hoogspanningsmasten. Ik wil de ‘ziel’ van een plek en inhoudelijk artistiek onderzoek begrijpen als twee lijnen die rond elkaar dansen en elkaar hopelijk op een bepaald moment in mijn proces raken. 

Wanneer ik op een bepaalde plek aan de slag ga, vind ik het heel boeiend om onbekenden aan te spreken. Het aanknopingspunt van zo’n gesprek is meestal een concrete vraag over de geschiedenis of context van de locatie in kwestie. Soms zoek ik mensen op omdat ik concrete materialen nodig heb die ik zelf niet voorhanden heb. Dan weer ga ik via via op zoek naar de eigenaar van een bepaald stuk grond waarop ik graag wil een interventie wil doen. Ik vind het interessant om informatie te achterhalen via een soort selectieve mondelinge overlevering. Op een ‘vreemde’ locatie werken houdt ook in dat ik niet kan terugvallen op mijn vertrouwde omgeving wanneer ik hulp nodig heb, maar ik voorbijgangers moet lastigvallen om voor mij bijvoorbeeld eens iets vast te houden. Het kan ook gebeuren dat ik een vakman in de buurt raadpleeg voor hulp bij een klus waarmee ik nog geen ervaring heb. 

De gegevens van de mensen die ik ontmoet, schrijf ik telkens op briefjes die ik in mijn broekzak verzamel, waarna die allemaal in één enveloppe belanden. Deze zou kunnen gelden als een onderdeel van de documentatie van mijn proces. Ook nodig ik die mensen op het einde van mijn werkproces graag uit om hen mijn eindresultaat te tonen. Wanneer je buiten de aannemelijke stedelijke context werkt, merk je dat je een stuk harder je best moet doen om mensen te overtuigen van de waarde van je werk. Dat is een uitdaging die me tegelijk ook helpt relativeren. 

Deze foto (zie boven, nvdr.) is genomen toen het fenomeen en de geschiedenis van rooksignalen me begon te boeien. Ik wou begrijpen hoe deze oude vorm van optische telecommunicatie eigenlijk gemaakt wordt. Dus ging ik op zoek naar de eigenaar van een stuk akker langs de E40 die ermee akkoord ging dat ik op zijn erf een vuurtje zou maken, bezocht ik de plaatselijke brandweer voor het verkrijgen van een vergunning (die mij uiteindelijk niet werd toegekend, al hield ik er wel een leuke babbel aan over), en begon ik ondanks dit alles toch met stoken. Op de foto treft het visueel contrast van de handeling met de gigantische windmolen me enorm. Dat beeld is me sindsdien bijgebleven en geeft me zin om verder rond te werken rond de thematiek van ‘wind als quasi oncontroleerbare kracht die we toch trachten in te tomen’. Ik ga graag te werk als een soort reverse engineer door bepaalde krachten, technieken, of infrastructuren te gaan deconstrueren, ze in een historisch kader te plaatsen en ze vervolgens door een heel persoonlijk benadering te proberen recreëren. 

Lees hier meer over het project van Bert Villa.