KUNSTENPLATFORM PLAN B

Het Onderzoeksplan: Lucas Devolder

Dit interview is deel van een reeks interviews die gemaakt werden aan de start van Veldwerk II. Ze bieden een blik in de praktijk van de zes deelnemende kunstenaars/collectieven en polsen naar de manier waarop ze aan hun onderzoeksproject beginnen. Op deze website kan je ook de rest van hun traject volgen. Hier aan het woord: Lucas Devolder over zijn project 'Gemene gronden gemene honden'.

Tijdens een reis naar Engeland in het kader van mijn studies kwam ik voor het eerst in contact met het concept van ‘commons’. We fietsten vanuit Duinkerke  naar Londen. Onderweg raakte ik gefascineerd door de typische ‘footpaths’. Eigenlijk heb je in Engeland een enorm uitgebreid voetpadennetwerk dat onderhouden wordt door de gemeenschap. Het zijn paden die door iedereen gebruikt en onderhouden worden.  Voor de gemeenschap zijn zo’n plekken erg waardevol. In die streek passeer je regelmatig bordjes waarop aangegeven staat dat je een ‘common’ (gemeenschappelijke grond) betreedt. Ik vroeg me af wat dat precies betekende. Dat kan bijvoorbeeld een stuk landschap zijn dat door de mensen in de omgeving, de commoners, gebruikt kan worden en waar er een soort van ongeschreven wetten aan vasthangen om ervoor te zorgen dat de commoners het gebied niet uitputten. Maar eigenlijk kan alles waar iedereen zonder te betalen toegang tot heeft, beschreven worden als ‘common’, denk bijvoorbeeld aan water en lucht, maar ook kennis zou je als een ‘common’ kunnen zien.  

Ik wil dit fenomeen  al lang beter leren begrijpen. Ik noem mezelf geen kunstenaar, ik heb ook niet het gevoel dat ik werk als een kunstenaar, ook al is het niet helemaal duidelijk wat dat precies betekent omdat elke kunstenaar een volledig andere methodiek heeft.  Ik ben zelf normaal gezien niet zo bezig  met het analyseren van hoe ik te werk ga en wat mijn praktijk precies inhoudt, mijn focus ligt op wat ik wil creëren. Binnen Veldwerk heb ik echter de kans om meer op het proces te focussen in mijn onderzoek naar de commons.

Bordjes als degene op deze foto die ik zelf nam, staan in schril contrast met de bordjes die een gemeenschappelijk domein aanduiden, die mij zo fascineerden in Engeland. In Vlaanderen mogen we geen vrij gebruik maken van het water in de grond. Of het luchtruim of het radiospectrum. Dat zijn allemaal dingen die ondertussen geprivatiseerd zijn, iets wat wij gewoon laten gebeuren. Wij hebben geen idee over wat commons in de praktijk zijn, wat het betekent, of hoe je ermee kan omgaan. Daardoor, gaan we niet goed om met dingen als water of lucht. Ook als er nog dingen zijn, hoe klein dan ook, die nog echt common zijn, weten we vaak niet hoe ermee om te gaan.  

Ik ben al jaren erg geïnteresseerd in wat ik ‘wilde ruimte’ noem. Die ruimte ontstaat wanneer je de natuur haar gang laat gaan. Die ruimte kan altijd al gedeeld en toegankelijk geweest zijn, maar wilde ruimte kan ook opnieuw geïnstalleerd worden. Denk maar aan nieuwe verwildering van een stad bijvoorbeeld. Op die plaatsen van verwildering is er volgens mij de mogelijkheid om commons te ontwikkelen. Maar er zijn ook traditionele commons die er al lang zijn zoals bijvoorbeeld bossen en grondwater. 

Voor mij biedt Veldwerk niet enkel een mogelijkheid om commons beter te leren begrijpen door veel te lezen en in gesprek te gaan, in mijn onderzoek wil ik ook  heel concrete dingen uitproberen, en af en toe eens tegen de muur lopen. In het schaarse, versnipperde landschap dat we nog in België hebben en ook om op zoek te gaan naar welke tradities er nog over zijn. Aan de hand daarvan werk ik erop verder. Commons zijn volgens mij een heel krachtig idee  dat veel oplossingen kan bieden voor de grote en urgente problemen in onze huidige maatschappij.

Onder mijn logo staat er: architect, lasser, wildebras en ideeën boer. Die praktische ideeën groeien niet door er op te zwoegen, maar door ze langzaam te voeden. Door naar de bibliotheek te gaan en er gewoon in boeken te bladeren, kan ik ze oogsten. Om stappen te maken moet ik ergens door bladeren wat met mijn onderzoek te maken heeft. Zo zie ik dan plots een mogelijke visuele vertaling van iets anders. Van daaruit kan een idee ontstaan waarop ik me kan focussen. Uit dat idee vloeit dan een schets voort, die ik dan ga realiseren. 

Ik wil nu vooral mijn proces verhelderen en documenteren. Alles waarover we het al hadden  zie ik getransformeerd worden tot fysieke objecten die verschijnen in een landschap. De vraag is dan hoe ze daar gekomen zijn. Hoe ben ik ertoe gekomen, hoe heb ik het gemaakt? Dat vastleggen is een belangrijk resultaat voor mij, omdat het nieuw is in mijn praktijk. Maar de verleiding om  zomaar weer objecten te maken en avonturen te starten is groot. Uit mijn onderzoek naar deze gedeelde ruimten en dingen zal ongetwijfeld een fysieke ingreep ontstaan.