KUNSTENPLATFORM PLAN B

Het onderzoeksplan: Pim Cornelussen

 

Om die twee bewegingen te maken vertrek ik steeds vanuit een vorm. Die vorm kan een tekst zijn, maar ook een spel. Wanneer ik vervolgens aan een literatuurstudie begin, helpt die vorm me als houvast om al die grote concepten te verbinden. Zo behoed ik me voor mijn neiging om te abstract en wollig te gaan denken. Wanneer ik uit mijn literatuurstudie de belangrijkste termen of concepten heb gehaald, begint mijn poging tot inzoomen. Hoe kunnen deze ideeën ervaren worden? Om dat te realiseren verzin ik oefeningen voor een denkbeeldige toeschouwer. Die oefeningen zorgen als het ware voor een fantoom-ervaring, ze stellen de toeschouwer in staat zich iets te verbeelden, iets te beleven wat er niet is.

Voor ik aan dit onderzoekstraject begon, raakte ik gefascineerd door het fenomeen van intergenerationeel geheugenverlies. Samengevat spreken we van intergenerationeel geheugenverlies wanneer een generatie geen notie heeft van bepaalde omstandigheden waarin de vorige generaties leefden. Ik verdiep me nu in hoe wij als generatie geen herinneringen hebben aan de ecologische toestand waarin vorige generaties leefden. We dreigen daardoor te vergeten hoe het landschap van onze grootouders eruit zag, maar ook hoe een landschap steeds in verandering is. Dat is vandaag extra belangrijk omdat we leven in de zesde extinctiegolf. Door toedoen van menselijke activiteit vindt er op deze planeet voor de zesde keer een massaal uitsterven van organismen plaats. In die specifieke context wordt het belangrijk om het intergenerationeel geheugenverlies tastbaar te maken en misschien zelfs een soort herinnering te laten ontstaan aan wat er voor ons geweest is.  

Zelf ben ik een fervent wandelaar. Tijdens mijn wandelingen merkte ik op dat mijn omgeving steeds monotoner werd en ik steeds meer moeilijkheden ondervond om er in op te gaan. Vanuit die vaststelling, gecombineerd met de vraag naar intergenerationeel geheugenverlies, kwam ik ertoe wandelingen vorm te geven waarin toeschouwers via een audiogids uitgestorven diersoorten intiem leren kennen. Zo werk ik al aan een wandeling in Brussel waarbij de toeschouwer kennis maakt met de oeros, een voorouder van de koe waarvan het uitsterven in 1627 de eerste extinctie was die door mensen genoteerd werd. De toeschouwer begint in de stad en wordt gevraagd die stad weg te denken. Vanuit die eerste oefening begint een wandeling met audiogids in tien bewegingen die de toeschouwer uit de stad gidst en haar steeds dichter brengt bij een uitgestorven diersoort en de herinnering eraan.

Tijdens PLAN B/Veldwerk focus ik op het schemergebied dat zich tussen de stad en het platteland bevindt. Een toeschouwer ziet tijdens de wandeling de stad langzamerhand plaats maken voor meer leegte. De beweging van dichtbebouwde wegen en een overduidelijke menselijke aanwezigheid naar een meer open landschap is voor mij een belangrijk dramaturgisch principe. Dat open landschap is van belang omdat het een toeschouwer toestaat te verbeelden hoe bijvoorbeeld de oeros en de mens naast elkaar zouden kunnen leven. In de stad is zoiets bijna onmogelijk.

De fascinerende omgang met landschappen van de Deense kunstenares Nana Francisca Schottländer heeft me geïnspireerd voor dit onderzoek. Zij werkt erg vaak vanuit het idee van expanded landscapes. Zo benadert ze landschappen niet simpelweg als wat op dat moment gegeven is, maar bevat een landschap ook al haar vroegere vormen en geschiedenissen. De geschiedenis van een plek is dus deel van die plaats. Datzelfde idee voedt mijn wandelingen. Tijdens het huidige onderzoek ben ik echter niet enkel beïnvloed door kunstenaars. Van minstens even groot belang was het werk van filosofen als Rosi Braidotti: een Italiaans-Australische filosoof die aan de Universiteit van Utrecht doceert en publiceert over feminisme en posthumanisme.

Voor ik aan het dit onderzoek begon legde ik samen met theatermaker Salomé Mooij een beeldbank aan met willekeurige beelden. De zelfopgelegde opdracht was om in die willekeur een logica te scheppen die verband hield met ons onderzoek. Een van de beelden die ik toen selecteerde was deze museumkaart. Op het beeld (zie boven, nvdr.) zie je een aantal versies van Kentridge’s werk Red Rubrics (2013) boven zijn tafel hangen. Dat functioneerde in deze fase van mijn onderzoek als een soort gids. Het beeld is niet zozeer verbonden aan de inhoud van het onderzoek, maar het werd wel een soort van talisman voor de manier waarop ik het wil voeren. In de afgelopen drie weken werkte ik toe naar het moment dat ik de tien bewegingen van de wandeling op eenzelfde manier kon concretiseren en naast elkaar kon plaatsen.

Lees hier meer over Een soort van Stilte van Pim Cornelussen.