KUNSTENPLATFORM PLAN B

Het onderzoeksplan: Sibran Sampers


Dit interview is deel van een reeks interviews die gemaakt werden aan de start van PLAN B/Veldwerk, het collectief onderzoekstraject naar kunst buiten de stad van Kunstenplatform PLAN B. De interviews bieden een blik in de praktijk van de acht deelnemende kunstenaars en polsen naar de manier waarop ze aan hun onderzoeksproject beginnen. Op deze blog kan je ook de rest van hun traject volgen. Sibran Sampers (1991, BE) is een beeldend en performatief kunstenaar. In tidal sidle (noun) - a furtive advance under the influence of tidal forces: zoekt hij verborgen, vergeten en moeilijk toegankelijke plekken op om daar een ingreep te fabriceren met wat er voorhanden is. 

Een doorsnee veldwerkdag in het onderzoeksproces van mijn nieuwe project tidal sidle (noun) - a furtive advance under the influence of tidal forces: ziet er ongeveer als volgt uit: met enkel een knapzak met daarin een zaag, een bijl en wat proviand trek ik op wat ik graag een expeditie noem. Ik noem het een ‘expeditie’ omdat de locaties waar ik naartoe trek vaak ‘verloren’ plekken zijn, verdoken stukken groen tussen spoorwegen, snelwegen of havengebieden. Ze vereisen ware ondernemingen om ontdekt te worden. Eenmaal op locatie ga ik aan de slag met eenvoudige materialen die ik ter plekke vind zoals boomstammen en dode stukken hout. Ik sorteer materialen en begin vervolgens zonder concreet vooropgesteld doel te bouwen. De uiteindelijke installaties zijn soms herkenbaar -een hut, een brug- en soms abstracter. In de installaties schuilt een eenvoud in die contrasteert met mijn vroegere kunstpraktijk. Toen was mijn opvatting veel meer conceptueel. Nu probeer ik een veel naiëvere, speelsere benadering uit waarmee ik moeilijkheden als hoge kosten, transport en materiaalgebrek kan vermijden. Ik laat me verrassen door wat er op locatie aan gereedschap voorhanden is. Dat werkt enorm bevrijdend. 

Werken in de rurale ruimte heeft me altijd al aangesproken en heeft meermaals deel uitgemaakt van mijn praktijk. Zo organiseerde ik bijvoorbeeld een tentoonstelling in het kerkje van Oeren, een quasi onbewoond dorp in de buurt van Alveringem, de plek waar ik opgroeide. Een maand lang leefde ik in die kerk en stelde er werk tentoon aan geïnteresseerde passanten. In dat opzicht boeit de werkwijze van de klassieke Land Art kunstenaars als Richard Long en Andy Goldsworthy uit de jaren ’60 en ’70 me. Hun minimalistische benadering van materiaal, dat steeds in de natuur te vinden is, en hun onmiddellijke ingrijpen in de omgeving, blijkt heel inspirerend voor mijn eigen praktijk. Artistiek werk maken buiten de stad heeft ook een belangrijk financieel aspect. Ik heb het gevoel dat wanneer je financieel volledig afhankelijk bent van je kunstpraktijk om te (over)leven, je automatisch in een meer stedelijke context wordt gepusht. Nu dat voor mij niet langer het geval is, kan ik veel selectiever, spontaner en trager te werk gaan. Dat ik daardoor niet langer tussen de vier muren van mijn atelier moet experimenteren, maar landelijke sferen kan opzoeken, is erg motiverend. 

Deze pionierervaringen tracht ik mee te nemen in de documentatie van mijn werk, die in de vorm van foto’s, tekst, dagboekfragmenten of tekeningen een nabeschouwing of conclusie vormen eerder dan een illustratie bij de verschillende lagen in het werkproces. Die documentatie kan mogelijks voor een breder publiek bestemd zijn, zoals de foto’s van Richard Longs A Line Made by Walking (1967) bijvoorbeeld bekender zijn dan het werk in situ. Om de aura van het werk te ervaren, moet je eigenlijk zelf op ‘expeditie’ trekken. Het in kaart brengen van mijn gekozen locaties kan daar misschien een aanzet tot zijn; een manier om aandacht te vestigen op vergeten plekken; om mensen anders te laten kijken naar hun vertrouwde en daarom vaak banaal lijkende omgeving. Of ik naar een concreet en finaal product zal toewerken, waarmee een klassiek publiekelijk toonmoment gepaard gaat, moet me gaandeweg nog duidelijk worden. 

De foto (zie boven, nvdr.) werd genomen toen ik onlangs op een plek belandde in Gent, gewrongen tussen de Schelde, een oprit  van de E17 en de spoorweg Gent-Brussel: een afgezonderd stukje bermen waartussen een gracht ligt. Wat me aan deze locatie aansprak was de geïsoleerde en eenzame sfeer die er hing te midden van een constant gewoel van verkeer. Het contrast daartussen boeit me enorm. Ik ervaar een soort vredigheid wanneer ik me op zo’n onbereikbare plek bevind, tussen de voortdurende passage rondom. Ik wil te werk gaan als een kind op verkenning, als pionier-vlakbij. Het op ‘expeditie’ trekken doet haast denken aan het vroegere kampen bouwen. Het back to the roots-gevoel is in mijn werk nooit ver weg. Die dag aan een oprit van de E17 ben ik beginnen bouwen en heb ik uiteindelijk een brug gemaakt. Een overspanning tussen de bermen. 

Lees hier meer over tidal sidle (noun) - a furtive advance under the influence of tidal forces: het project van Sibran Sampers.