Tussen nachtdroom en werkelijkheid: de sprokkelroute - fotoreportage
Via een sprokkelroute naar nachtdromen - een grillige route in een afgebakend gebied, waarbij de vondst (toeval) het traject bepaalt - spreek ik bewoners aan langs de N9. Tijdens de route vraag ik hen naar wat ze ’s nachts dromen. Via hun bereidheid een droomlogboek bij te houden vind ik een ingang tot hun mentale ruimtes en kan ik verder in gesprek gaan over de gedroomde architectuur. Het logboek volgt daarenboven de aard van het onthouden van dromen, een onvoorspelbaar en vervliegend proces. Het bijhouden ervan gedurende een langere periode geeft bewoners de tijd om herinneringen aan vroegere dromen te laten manifesteren en op hun eigen (slaap)tempo toekomstige dromen vast te leggen.
De sprokkelroute bestaat uit meerdere wandeltochten langs de N9- telkens etappes van om en bij de 10 km tussen twee stations of bushaltes. Het wandelen biedt een tegengewicht aan de snelheidsgenererende lijn en zoekt een tussentempo, tussen het flitsen van de auto’s en het roerloos staan van de huizen in de rand. Het wandelen voelt als verglijden, een soort langzaam wegzinken in het decor en de werkelijkheid van de steenweg. Een tempo om taferelen de kans te geven zich voor te doen: een man laadt boodschappen uit, een gezin stapt de deur uit, een vrouw snoeit de haag, een wachtrij aan de frituur, terrasgangers baden in de zon.
/… /
Hoe langer ik wandel, hoe zachter de grenzen aanvoelen. Ze versoepelen als het ware door er op en langs te bewegen. De begrensde en afstandelijke omgeving van de N9 staat in schril contrast met intieme nachtdromen van de bewoners. De dromen worden (meestal) geproduceerd in slaapkamers, wat vaak beschouwd wordt als de meest private en intieme plek van het huis. Grenzen zijn ook op te merken in de architectuur. De toonzaal langs de kant van de weg die op schaal en snelheid van de auto reclametekens uitschreeuwt en zijn koopwaren uitstalt. Huizen die de omgekeerde beweging maken, zich terugtrekken van de weg en zich inbunkeren met hagen, hekken, poorten en voortuinen. In dat trage en durende voorbijgaan zoek ik de permeabiliteit. De doordringbaarheid die taferelen uit hun louter te observeren staat haalt, en waar ik kan interageren met het net aanschouwde.
Het ontmoeten krijgt een uitgesproken gedaante langs de steenweg, het doet zich eerder voor in (overgangs)momenten dan op daartoe ontworpen publieke plaatsen: het in en uit de wagen stappen, het binnens- en buitenshuis gaan… Publieke plaatsen, ontworpen met voorbedachte rade, zijn hoe dan ook een zeldzaamheid. De (grind)parking (van de krantenwinkel) is één van de enige aanduidbare plaatsen die ik kan bedenken, het neemt de spontane functie van het ontmoeten over, en geeft er een plaats aan. Als de ontmoeting uitblijft door een grijze dag of het verkeerd gekozen vertrekuur doen taferelen zich niet voor. Ik moet ze zelf creëren door aan te bellen bij huizen of publieke interieurs (bakkerij, café…) binnen te gaan. Plots lijkt ieder huis een mogelijkheid. Ik probeer mijn beslissingsmechanisme te achterhalen, verzin regels, probeer de huizen te lezen en op zoek te gaan naar een aanleiding om aan te bellen: huisnummer 1, een huis op een ‘heuvel’, een huis in een ‘dal’, een sprekende vorm, een palmboom… Deze methode legt netwerken langs de lijn bloot, de doorverwijzing naar buren, overburen, vrienden of familieleden wonend langs de weg die frequente dromers blijken te zijn. Deze beschouwing werd geschreven in afwachting van het ophalen van de tien droomlogboeken die nu worden ingevuld.
Beeld: Pommelien Koolen
Voor Topografie van de nacht-01-de nevelstad verzamelt, beschrijft, en modelleert ruimtelijk ontwerpster Maxime Vancoillie een serie van nachtelijke droomplaatsbeschrijvingen en ontrafelt ze zo de architectuur in nachtdromen. Haar onderzoek focust op de nevelstad, het gebied tussen stad en platteland, waar de lintbebouwing van de N9 een doorsnede van is.
Lees hier meer over dit project.